Kafka's relatie met schrijfster Milena Jesenská is kort maar intens. Ze herkent zijn genialiteit op een manier die alleen Max Brod ooit heeft gezien. Tijdens een lange middag in het Weense bos doorlopen ze alle fasen van een hartstochtelijke liefdesrelatie - tedere benadering, wederzijdse erkenning, lust, angst, zich terugtrekken uit praktische obstakels, ruzie - totdat ze uiteindelijk uit elkaar gaan.